Ik weet van mijn familie dat ze het vooral voor mij heel fijn vonden dat ik gehoorapparaten kreeg. Ze zagen gelijk aan mij dat ik mij prettiger voelde en wat minder terughoudender was. Maar tegelijkertijd merkten ze ook hoeveel ik had gemist, daar hadden ze zich nog niet gerealiseerd. Wat voor hun zo vanzelfsprekend was hoorde ik pas voor het eerst toen ik drie jaar oud was. Ik weet van verhalen van mijn moeder dat ze zich verbaasde over hoe andere mensen reageerden toen ze zagen dat mijn broertje en ik gehoorapparaten droegen. Voor mijn moeder voelde het alsof mensen het erg voor haar vonden dat ze kinderen had die slechthorend waren, dit vond ze wel erg. Voor mijn ouders is het nooit een probleem of belemmering geweest dat ik slechthorend ben.

Ik kan mij niet herinneren hoe ik de omgeving ervaarde toen ik nog geen gehoorapparaten droeg. Ik was te jong om er bij stil te staan dat ik niet goed hoorde. Ik kan wel vertellen hoe het voor mij voelt wanneer ik nu geen gehoorapparaten in heb, of wanneer mijn batterij uitvalt en ik geen baterijen bij mij heb. Op het moment dat ik mijn gehoorapparaten niet in heb dan voel ik mij onzeker en onveilig. Ik hoor weinig tot niks en ik moet alles in de gaten houden om te zien wat er om mij heen gebeurt. Wanneer ik thuis kom dan is het eerste wat ik doe mijn gehoorapparaten uit doen, dan kan ik echt lekker ontspannen. Ik loop dan vaak naar beneden om drinken te pakken. Ik kom mijn huisgenoten dan vaak tegen, wanneer ze dan een gesprek willen beginnen voel ik mij gelijk niet op mijn gemak. Ik geef dan meteen aan dat ik mijn gehoorapparaten niet in heb en dat ik ze eerst wil pakken voordat ik een gesprek kan voeren. Het geeft mij een veel fijner gevoel. Wat dat betreft ben ik enorm afhankelijk van mijn gehoorapparaten, het voelt niet vertrouwd om ze niet in te hebben.